De situatie in Togo vertoont veel kenmerken van een ontwikkelingsland. Een snelle ontwikkeling van het land wordt daarmee moeilijk. Enkele van die kenmerken zijn:
Veel talen
Er worden bijna 40 talen in het land gesproken. Veel mensen spreken het Frans (de officiële taal) niet en vaak ook niet de inheemse taal van een andere regio. Als je niet met elkaar kunt praten, is het ook moeilijk om samen een land op te bouwen. Er zijn ook bijna 40 stammen, waardoor er wel een stamgevoel is maar veel minder een nationale identiteit.
Analfabetisme
Ruim 30% van de mensen is analfabeet: zij kunnen niet lezen en schrijven. Je kunt dan niet goed meekomen in de wereld van vandaag. (Dat is een probleem waar ook menig analfabeet in een westers land mee geconfronteerd wordt.) Het aantal internetgebruikers is heel laag (6,8% tegen 83% in Nederland). Die vorm van communicatie is van wezenlijk belang geworden om mee te kunnen draaien en allerlei mondiale ontwikkelingen – enigszins – bij te kunnen houden.
Weinig volwassenen
Er zijn te weinig volwassenen in Togo die kunnen werken. Er zijn wel heel veel kinderen in het land (42% jonger dan 15 jaar; in Nederland is dat 18%). Die kinderen moeten naar school, als die er al is. Zij kunnen nog niet echt meedoen aan het opbouwen van de economie. Je ziet echter vaak dat kinderen meehelpen met het land bebouwen, spulletjes verkopen e.d. Daardoor komt de opleiding in het gedrang (wat ook niet goed is voor de toekomstige economische ontwikkeling van het land) en hebben ze nauwelijks iets om mee te spelen en om ook kind te zijn.
Ondervoeding
Er is te weinig eten voor alle Togolezen. Van de totale bevolking heeft 80% niet genoeg geld om voldoende voedsel te kopen. Ondervoeding speelt bij 20% tot 35% van de mensen een rol. Minder dan 3% van de kinderen onder 5 jaar krijgt voldoende en gevarieerd te eten (Bron: World Food Programme UN). Schoon drinkwater is er eveneens veel te weinig
Zwakke economie
De meeste Togolezen leven van het verbouwen van wat groente en fruit, als ze tenminste een lapje grond hebben. Ze verkopen ook wel allerlei spulletjes op de markt of aan de weg. Het hele gezin doet daaraan mee. Het levert vaak heel weinig op. Er is geen werk voor hen, waarmee ze een redelijk inkomen kunnen verdienen.
De grote werkgevers in Togo zijn de fosfaatwinning, de verbouw van koffie, cacao en katoen en een beetje industrie (voeding, dranken, cement e.d.). Daarnaast is er natuurlijk de overheid, maar die heeft heel weinig geld. In de fosfaatwinning zou flink moeten worden geïnvesteerd, maar dat gebeurt niet. Koffie, cacao en katoen doen het op de wereldmarkt niet goed.
Veel gezondheidsproblemen
De gezondheid is een groot probleem en zorgt ervoor dat grote groepen mensen niet kunnen werken of maar op halve kracht.
Jarenlang dictatuur
De vorige president was een alleenheerser die het land ruim 30 jaar heeft geregeerd. Sinds 1990 kreeg Togo vanwege die dictatuur vrijwel geen hulp meer van de rijke landen. Toen deze president overleed, kwam zijn zoon aan de macht. Die democratiseerde het land en in oktober 2007 waren er voor het eerst weer vrije verkiezingen. Sindsdien geeft de Europese Unie weer geld en ook andere westerse landen willen weer helpen. Maar het land moet 30 jaar stilstand inhalen; en daar zal een lange adem voor nodig zijn op vele gebieden.
Stammenstrijd
Er zijn allerlei stammenstrijden geweest en ook nu nog is de verhouding tussen sommige stammen soms gespannen. In zo’n situatie investeren bedrijven en westerse landen niet graag. Alleen China trekt zich daar niets van aan en investeert de laatste jaren veel in Togo.